Literatuur
- Monde, N. van der, Geschied- en Oudheidkundige Beschrijving van de Pleinen, Straten, Stegen, Waterleidingen, Wedden, Putten en Pompen der Stad Utrecht. Deel III. Utrecht (Van der Monde), 1846; ongewijzigde herdruk Zaltbommel (Europese Bibliotheek), 1971. [370 blz. ISBN -]. Hierin onder "Galekopsteeg" op blz. 277-278: "In deze steeg, aan de Oostzijde, ligt een wel onderhouden hofje, omringd van acht vrije woningen, welke onder de administratie der Buurkerk behooren, Wijk E, No. 324. In den gevel aldaar is een gedenksteen geplaatst, ter herinnering van de overbrenging dezer kameren in 1644 uit de Ambachtstraat te deze plaatse; in dien steen staat het volgende opschrift gegrift: De godscameren ghefondeert inde Ambachtstraet Ao. 1375 - en in St. Jansstraet Ao. 1538 syn alhier ghestelt int jaer 1644 als Johan Bor en Corñs van Voorbvrch kerkmrs. waren. Van deze woningen en derzelver verplaatsing naar deze steeg, is reeds gesproken bij de behandeling der Ambachtstraat" (dit is de volledige tekst)
- Besluit Burgemeester en Wethouders. In: Utrechtsch Nieuwsblad, 29-06-1893, blz. 3 ("Bij besluit van B. en W. te Utrecht is bepaald dat de Galekopsteeg, het Visschershof en de Holle bilt onder eenen naam voortaan zullen worden vereenigd en wel onder dien van Visschersplein" - dit is de volledige tekst)
- Dokkum, J.D.C. van, "Enkele Utrechtsche spreekwoorden en zegswijzen". In: Jaarboek Oud-Utrecht, 1926, blz. 177-188 (Hierin blz. 185-186: De zegswijze 'Loop naar de Holle Bilt', had volgens Wagenaar niet betrekking op een gelijknamig deel van de Biltsestraatweg, maar: "Deze was gelegen in het hartje van de stad, in 'darkest' Utrecht. Tusschen de Boterstraat en de Stroosteeg, ongeveer waar nu het ruime Visschersplein is aangelegd, trof men een warnet van allerlei donkere steegjes aan, dat in de Boterstraat met de Eloyensteeg begon (naast het Eloyengasthuis), zich in de Galecopsteeg voorzette, een klein binnenpleintje dwars overstak, waar men als aan de vroegere Vischmarkt, met een paar traptreden omlaag ging, en dat dan door de z.g. 'Reet van de Muur' (een zeer smal slop), in de Stroosteeg zich oploste. Men zag daar tal van krotten en zelfs enkele publieke huizen. De élite van 't Sticht woonde er dan bij voorkeur ook niet. Dat stukje donker Utrecht, waarin Burgemeester Reiger een afdoende opruiming heeft doen houden, stond in mijn schooljeugd als 'de Holle Bilt' bekend. Wij trokken er als schooljongens dikwijls zingend en kattekwaad-uitvoerend doorheen, ofschoon de ontvangst er niet altijd minzaam was, en de weldaden der bewoonsters wel eens uit de bovenvensters over onze hoofden werden uitgestort. Wanneer iemand in Utrecht aan lager wal of in verval was geraakt, dus betere dagen had gekend, dan zeide men van hem: 'Hij woont aan de Holle Bilt'. Tot zóóver de Heer Wagenaar" )
- Schuylenburg, W.C. & J.G.C. Joosting, Catalogussen van de bij het Stads-archief bewaarde archieven. Tweede afdeeling, de aan de stad Utrecht in bewaring gegeven. A en B: De archieven van Kerkvoogden der Nederduitsche Hervormde Gemeente en van Regenten van het Gereformeerd Burgerweeshuis. Deel in de serie 'Openbare Verzamelingen der Gemeente Utrecht'. Utrecht (Leydenroth), 1912. [183 blz. ISBN -].
Hierin "Archief der Buurkerk", hierin:
blz. 18: "126. Eigendomsbewijzen van een erf der kerk in de Holebilt. 1625-1643. 3 charters"
blz. 31: "262. Akte van verkoop van een erf met het
muurwerk en alle steenen daarop in de Hoole Bilt, door Jan Wouterss. Corff en
Dirckgen Jansdochter van Groll, zijne huisvrouw, aan kerkmeesters. 1643. 1 stuk.
N.B. Waarschijnlijk werden op dit terrein de godskamers gebouwd, waarvan in
het volgende nummer sprake is."
"263. Concept eener akte, waarbij Claes Janss. erkent, dat de muur, waartegen
zijn huis in de Hoole Bilt gebouwd is, geheel aan de daar staande godskamers der
kerk behoort. (Midden der 17e eeuw.) 1 stuk."